maandag 4 april 2016

LAND IN BRAND (VERVOLGVERHAAL) DEEL II

Abdelhamid huilde zachtjes. Hij zat in een cel. Natuurlijk had hij net als zijn moedigere broeders zich op moeten blazen. Maar Abdelhamid was een Marokkaan zoals zovele, grote mond maar niet erg moedig indien niet met een groep. Hij was wel enigszins trots dat door hem zoveel heidense varkens en foute moslims waren omgekomen. Maar hoe zou zijn leven er vanaf nu uitzien? Als hij het leven had gelaten hadden de Saoedische financiers zijn vrouw en 8 kinderen onderhouden. Maar wat zou er nu van hen worden? De cel ging open. Een agent, ene Roel, vroeg hem mee te komen. Toen hij niet snel genoeg omhoog kwam trok deze hem ruw omhoog. Abdelhamid huilde nog harder.

Anja was uitgeput. Uren hadden ze geprobeer het leven van het autonome kraakmeisje te redden. Door de vele brandwonden waren er complicaties ontstaan. Wat ook al niet hielp waren de gedrogeerde kenissen van het meisje uit de Wamsterdamse kraakscene die niet wilden accepteren dat ze gewoon af moesten wachten wat de kansen van hun vriendin waren. Een van hen Carlo, recentelijk vrij gekomen uit de bajes na een zesjarige celstraf voor het mishandelen van een andere kraker met de obscure bijnaam "kwark", had zelfs al een beveiliger bedreigd bij de receptie en was door deze na een burgeraanhouding resulterend in een zere neus overgedragen aan de politie. Nu was er dan eindelijk uitsluitsel. Hun vriendin was niet meer. De helft van het gezelschap was bij zinnen genoeg om dit te snappen.

Peter de Fries zat bij de visagiste. Een van de weinige met wie hij zijn vrouw niet al eens bedrogen had. Dat zou niet meer lang duren. Van deze soort, erg jonge pijpmeisjes, kon Peter geen genoeg krijgen. Tijden geleden had hij ooit met zijn vrouw een soort open relatie afgesproken. Wat er in de praktijk op neer kwam dat Peter zijn lul in elke open gat liet hangen maar angstvallig in de gaten hield waar en wanneer zijn eega eens een keer afsprak. Hij was opgewonden. Alleen vandaag al kon hij in drie shows zijn gal spuwen over de man die hij zo haatte. Morgen in ieder geval al in twee. Goed voor Peter zijn roem, goed voor Peter zijn dikke knip. Het leven was mooi.


De excellentie was klaar om de pers te ontvangen op de beveiligde locatie. De journalisten hadden af moeten zien. Ze waren geblinddoekt door de agenten naar deze plaats vervoerd, nogal vernederend voor het soort meisjes en jongens dat doorgaans zo ver naast hun schoenen liep dat ze ze na de nodige borrels na werktijd soms amper terug konden vinden. Nu was hij klaar voor zijn toespraak. Hij bendadrukte dat men de kalmte moest bewaren. "We hebben alles onder controle." Hij gaf aan dat de islam het meest vredelievende geloof op deze planeet was en de terroristen de boodschappen in hun heilige boeken niet snapten. Dat teksten als "dood de afgodendienaars waar ge hen maar vindt" alleen een grapje waren van de profeet. Alles zou goed komen. "Wij zijn talrijker", voegde hij er nog aan toe. In Ten Haag ontplofte een nieuwe bom.

Roel baalde op dit moment dat hij bij de politie werkte in een braaf land als Nederland. Wat zou hij graag de nodige, levensreddende, informatie uit het zielige hoopje slagen dat voor hem zat. Die zich inmiddels beriep op zijn zwijgrecht en een advocaat had aangevraagd, zijn advocaat. Waar op gewacht moest worden omdat deze advocaat op dit moment met zijn billen omhoog geknield lag in een van de vele Wamsterdamse moskees. Roel werd gebeld op zijn smartphone. Hij hoorde van de aanslag in Ten Haag. Abdelhamid snapte waar het over ging. Voor het eerst verdwenen de tranen om plaats te maken voor een minieme grijns.



(Enige overeenkomsten met bestaande personen en landen berusten natuurlijk louter op toeval)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten